vrijdag 8 februari 2013
Schepping
Hetzelfde waddenmeertje als gisteren. Een dag later en vanuit een ander perspectief. Dat geeft ineens een heel ander beeld. Zo is het volgens mij ook vaak met theologen en filosofen.
Ik heb me voorgenomen Spinoza en Augustinus eens naast elkaar te leggen. Gisteren was het Spinoza. Vandaag is Augustinus aan de beurt.
"Gij hebt ons gemaakt tot U", is één van de bekende uitspraken van Augustinus (354-430).
Het is een uitspraak ook die kenmerkend is voor zijn metafysica, zijn visie op God en de werkelijkheid. Voor Augustinus staat vast dat de werkelijkheid Gods schepping is. Hóe dat gebeurde, is iets waar hij mee worstelde.
Augustinus was zijn leven lang een zoeker. Geboren in een gemengd huwelijk, moeder christin, vader romein, vond hij aanvankelijk de werken van Cicero over goed en kwaad, aantrekkelijker dan de Bijbel. Voor hij uiteindelijk bekeerd werd tot het christendom en gedoopt werd, was hij leraar retorica en aanhanger van het manicheïsme. Hij dacht na en was eigenlijk net als Spinoza dus rationalist, maar dan avant lalettre. Maar daarmee houdt de vergelijking ook op.
Op 43 jarige leeftijd schreef Augustinus zijn "Belijdenissen". Hij was de eerste in de geschiedenis die zo'n volledig autobiografisch werk scheef. Hij begint zijn Belijdenissen met (Ambo 1997, vertaald en ingeleid door Gerard Wijdeveld):
I,I.1 "Groot zijn gij, Heer, en ten zeerste lovenswaardig! Groot is uw macht en uw wijsheid heeft geen getal! En loven wil u een mens, een deel van uw schepping, .... Gij zet hem aan om er vreugde in te vinden u te loven, want gij hebt ons gemaakt naar u, en ongerust is ons hart totdat het rust vindt in u."
In zijn Belijdenissen "spreekt" hij openhartig met God over zijn tekortkomingen en zijn twijfels.
I,III.3 "Bevatten zij u dan, de hemel en de aarde, aangezien gij ze vervult? Of vervult gij ze en blijft er dan nog over, omdat ze u niet bevatten?
In boek XI gaat hij in op de schepping. Hij begint weer met een lofprijzing:
XI,I.1 "U behoort de eeuwigheid, Heer, en de dingen die ik u zeg, zijn dus zeker niet onbekend, en evenmin ziet gij tijdsgewijs wat in de tijd gebeurt. Waarom doe ik u dan omstandige verhalen over zulke dingen? ... uit liefde tot u doe ik het."
Maar dan komen er vragen:
XI,III.5 "Laat mij horen en begrijpen hoe gij in het begin de hemel en de aarde gemaakt hebt. Mozes heeft dat neergeschreven, hij heeft het neergeschreven en is heengegaan, hij is van hier overgegaan, van u naar u overgegaan, en hij staat hier nu niet meer voor me. Stond hij namelijk hier voor me, dan zou ik hem vasthouden en hem vragen en hem in uw naam bezweren mij die woorden uit te leggen en dan zou ik de oren van mijn lichaam openzetten voor de klanken die uit zijn mond naar buiten zouden komen."
XI, V.7 "Maar hoe hebt gij ze dan gemaakt, de hemel en de aarde, en wat voor instrument hebt dat geweldige werk?"
Dan volgt een stuk waarin hij zegt dat hij zich niet kan voorstellen dat God ergens in de hemel een soort werkplaatsje heeft. En dan volgt zijn conclusie:
"Gij hebt dus gesproken en de hemel en de aarde zijn geworden, en gij hebt ze gemaakt door uw woord."
XI,XII.4 "En dan nu mijn antwoord aan de man die zei: "Waar was God mee bezig, alvorens Hij de hemel en de aarde maakte? ... Ik zou antwoorden: Wat ik niet weet dat weet ik niet. ... Alvorens God de hemel en de aarde maakte, was Hij niet bezig met iets te maken. Indien Hij immers iets aan het maken was, wat maakte Hij dan anders dan iets geschapens, een schepsel? Ik zou wel willen dat ik alles wat ik tot mijn nut wens te weten zo zeker wist als ik weet dat er geen schepsel werd gemaakt alvorens er één schepsel werd gemaakt!
Zo staat het voor Augustinus vast: God schiep de aarde en de hemel. De schepping heeft daarmee zijn eigen "zijnskarakter". Ze bestaat als een niet-goddelijke werkelijkheid en dat is dus anders dan Spinoza beweerde, nl. dat God en zijn schepping één zijn.
God staat bij Augustinus ook "buiten de tijd", want God schiep de tijd. (XI,XIV.17 ev.!)
Overigens, zo legt dr. G. van den Brink uit in "Oriëntatie in de filosofie" (Boekencentrum 2007): "Dat betekent niet dat er geen overeenkomsten zijn tussen Schepper en schepping. De kosmos is geschapen naar de gelijkenis, naar analogie van God, en daarom kan Augustinus ook overal in de schepping de sporen van God aantreffen."
Maar, en dan komt het: Volgens Augustinus is de schepping een teken en verwijst deze de mens dus door naar de Schepper. "Augustinus roept de mens op niet bij de zichtbare werkelijkheid te blijven steken. Dat betekent, zegt Augustinus, dat de mens de schepping weliswaar mag gebruiken, als middel, maar men mag haar niet genieten als doel in zichzelf. Dat laatste mag men alleen God, die immers het doel is waarop heel ons bestaan gericht dient te zijn. Het kwaad ontstaat daar waar deze zaken verward worden."
Hier haak ik af voor wat betreft de opvatting van Augustinus. Niet mogen genieten van de schepping!
Je kunt volgens Augustinus dus niet het goddelijke in de schepping of in de mens opzoeken, om van daar uit "op te klimmen" tot God. Maar als ik schepping zie, en ik loop rond in de natuur op Terschelling bijvoorbeeld, dan zie ik in die schepping het goddelijke en dan verwonder ik mij over Zijn grootheid.
Gelukkig is er vele eeuwen later een nieuwe stroming in de theologie ontstaan, de "natuurlijke theologie", waarin je God leert kennen via de natuur en de rede. En daarmee ben ik, verrassend eigenlijk, weer terug bij Spinoza en bij de Verlichting.
Misschien is het dus, net als in de fotografie, gewoon een kwestie van tijd en perspectief.
Labels:
Augustinus,
Diversen,
Fotografie,
Landschap en Natuur,
Oost,
Spinoza,
Terschelling
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Prachtige foto, Adri. Je zou 'm zo aan de muur kunnen hangen. Wat de beschouwingen betreft, ga ik er altijd vanuit dat die door ménsen geschreven zijn, met hún gedachten en tijdsbeeld. Ze hebben diep nagedacht over het geloof en de beleving, maar of dat nu ook de waarheid is? Genieten van de natuur kan naar mijn idee nooit slecht zijn, waarom zou die anders zo mooi geschapen zijn? Groetjes, Joke
Dag Adri,
Terwijl jij nog even door filosofeert met Spinoza en Augustinus loop ik een stuk langs het meertje...en zie bij elke stap die ik verzet hoe de wolken weer anders weerspiegelen in het water,jij zag het ook aan je prachtige foto te zien,maar het meeste zal mijn neus naar de grond gericht zijn opzoek naar plantjes met hun mooie namen als stekende bies,kwelderknikmos,slanke waterbies,koegelwieck,gestreelde zoutmelde,zilverschoon.
En ik zal niet met de Ethica onder mijn arm lopen....maar wel met een boek waar alles in beschreven staat over de vegetatie van gele of jonge duinen, grijze of oude duinen, droge, vochtige en natte duinvalleien. Het zal vast wel een dik boek zijn want het duingebied van Terschelling is één van de grootste duingebieden van west- Europa.
Ik hou het graag wat luchtiger en graaf niet zo diep....alhoewel er op Terschelling zand genoeg is...
Fijne dag en hartelijke groeten!!
Ger
Een reactie posten