Ik heb altijd gedacht dat het woord pierewaaien iets met "pier" en "strand" te maken heeft. Lekker uitwaaien op 1 januari, of zo. Zoals zoveel mensen doen. Daarnaast kennen we natuurlijk de overdrachtelijke betekenis van "aan de zwier gaan, flierefluiten, of boemelen, brassen".
Als ik etymologisch woordenboek er op na sla dan komt het woord uit het Russisch. Het woord is waarschijnlijk door zeelui in de 17e eeuw van Archangelsk naar Nederland gebracht. Het is ontleend aan het Russische woord pirovát:”fuiven, feesten”, afgeleid van pir: “feestmaal, banket”, dat zelf een oude afleiding is van pit:“drinken”. Wij Nederlanders plakten er vervolgens het woord waaien aan vast.
Het heeft dus
niets met ons woord "pier" te maken. Maar de associatie met "aan de boemel gaan” klopt wel. Heerlijk, dat betekent dat ik volgende keer met een gerust hart, zonder bijbedoeling, kan gaan uitwaaien bij de pier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten